Grenswallen

Boswallen liggen vaak direct langs wegen en hebben eveneens een greppel, soms aan beide kanten. Deze wallen geven in de regel een oude eigendomsgrens aan. Voor de bebossing werd het gebied door de eigenaren met behulp van walletjes in vakken verdeeld, die vervolgens werden beplant met vooral dennen. Als er later wegen werden aangelegd, werden ook die omzoomd door wallen, met daarop verschillend plantmateriaal, zoals sleedoorn, beuk, eik of hulst.

Grenswallen als wildkering?

Grenswallen hebben vaak een greppel. Het is niet altijd duidelijk of deze greppels een barrièrefunctie hadden om mensen, vee of wild uit een gebied te weren of dat de greppels vooral het resultaat zijn van zandwinning voor de aanleg van de wal. Bij grenswallen die louter en alleen de grens moesten markeren, is het niet onlogisch dat de greppel slechts het resultaat is van de zandwinning. Bij grenswallen die ook een vee- of wildkerende functie hadden, zijn de greppels waarschijnlijk bewust aangelegd als extra barrière. Dit is mogelijk het geval bij de grenswal die is aangelegd op het Prinselijk Domein in Dieren, aangezien de afmetingen en vorm van de greppel nauwkeurig zijn omschreven. Volgens een rapport uit 1767 moest er een wal worden opgeworden van 4,5 voet hoog met een sloot (greppel) van 4,5 voet breed en 4 voet diep. De sloot moest van onderen spits toelopen. De sloot- en de walkant moesten worden opgezet met ‘stulpzoden’, waarbij de groene of heikant naar buiten lag.